-
1 economisch achteruit gaan
economisch achteruit gaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > economisch achteruit gaan
-
2 back off
-
3 lapse
n. vergissing; struikeling; eruit geflapt; uitwijking; tijdperk; kwijnen, langzaam achteruit gaan; verlopen--------v. achteruit gaan; afzakken; zinken; aflopen; verlopen; verdwijnen; wegkwijnenlapse1[ læps] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kleine vergissing ⇒ abuis, fout(je)2 misstap ⇒ (af)dwaling, vergrijp————————lapse2〈 werkwoord〉1 aflaten ⇒ verslappen, versagen2 (gaandeweg) verdwijnen ⇒ achteruitgaan, afnemen3 vervallen ⇒ terugvallen, afglijden♦voorbeelden: -
4 withdraw
v. achteruit gaan, terugtrekken; bereiken; opnemen (geld); er van terugkomen; ontslag nemen, in de achtergrond treden; weg gaan; verwijderen; eruit halen♦voorbeelden:withdraw from a room • zich uit een kamer terugtrekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:withdraw one's hand • zijn hand terugtrekkenwithdraw one's labour • in staking gaan3 withdraw a(n) offer/promise • op een aanbod/belofte terugkomen -
5 sink
n. gootsteen; plaats waar leden van onderwereld samenkomen--------v. verzinken, zinken, ondergaan; tot zinken brengen; vallen; parachuutspringen; indringen; van honger omkomensink1[ singk] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 wasbak♦voorbeelden:————————sink21 (weg)zinken ⇒ (weg)zakken, verzakken3 afnemen ⇒ verflauwen, verdwijnen♦voorbeelden:sunken road • verzakte/holle wegsink to the ground • op de grond neerzijgenhis voice sank to a whisper • zijn stem daalde tot op fluisterniveausink in one's estimation • in iemands achting dalen5 his words will sink in • zijn woorden zullen inslaan/doordringenthe news finally sank into his mind • het nieuws drong eindelijk tot hem doorII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 (bal) in gat/korf krijgen 〈 golf, basketbal enz.〉♦voorbeelden:sink one's head into one's hands • zijn hoofd in zijn handen laten zakkensink a pole into the ground • een paal de grond in drijvenbe sunk • reddeloos verloren zijn -
6 go off
exploderen; schieten, uitschieten van een kogel (geweer); in slaap vallen; stiekem weggaan; ophouden verliefd te zijn; overgaango off2 afgaan 〈 van alarm, geweer〉 ⇒ ontploffen 〈 van bom〉; aflopen 〈 van wekker〉; losbarsten 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden:go off with • ertussenuit knijpen/ervandoor gaan metII 〈werkwoord + voorzetsel〉1 afgaan/afstappen van -
7 teruggaan
2 [terugkeren] retourner3 [ontstaan zijn uit] remonter♦voorbeelden:weer teruggaan • repartirnaar huis teruggaan • rentrer (chez soi)teruggaan naar het uitgangspunt • retourner au point de départ -
8 deteriorate
v. bederven; achteruit gaan; verergeren[ dittiəriəreet]1 verslechteren ⇒ degenereren, achteruitgaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
9 dwindle
-
10 fall off
afvallen, vervallen, achteruit gaanfall off -
11 lose
v. verliezen; kwijt raken; zich afdoen van; niet begrijpen1 verliezen ⇒ verlies lijden, er op achteruit gaan♦voorbeelden:lose out • het afleggenlose out on something • er (geld) bij inschietenlose on the horses • (geld) verliezen bij de paardenrennen1 verliezen ⇒ kwijtraken, niet (meer) hebben, verspelen♦voorbeelden:lose count • de tel kwijtrakenlose one's mind • krankzinnig wordenlose sight of • uit het oog verliezenlose one's temper • boos wordenlose no time in (doing something) • geen tijd verspillen met (iets)lose one's way • de weg kwijtrakenlose oneself in • geheel opgaan inlose to someone • tegen iemand verliezen -
12 stand back
-
13 wane
n. (on the..) aan het afnemen--------v. verdwijnen, minder worden, achteruit gaan, het einde benaderen (van een periode, het leven enz.)wane1[ ween] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————wane2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
14 worsen
v. verergeren; achteruit gaan; slechter worden, erger maken[ wə:sn]1 verergeren ⇒ verslechteren, bemoeilijken -
15 cytolysis
n. het smelten of het achteruit gaan van de cellen -
16 change
change 〈 als opschrift〉————————change [sĵãzĵ]〈m.〉1 (het) wisselen ⇒ (wissel)koers, wisselmarkt♦voorbeelden:marché des changes • wisselmarkt, valutamarkt2 gagner, perdre au change • erop vooruit, achteruit gaanm -
17 gagner, perdre au change
gagner, perdre au changeerop vooruit, achteruit gaanDictionnaire français-néerlandais > gagner, perdre au change
-
18 péricliter
péricliter [peerieklietee]〈 werkwoord〉 -
19 economisch
2 [met betrekking tot de staathuishoudkunde] economic♦voorbeelden:2 het economisch belang/de economische aspecten van het uitgeversbedrijf • the economics of publishingEconomische Hogeschool/Faculteit • School of Economics; 〈 faculteit ook〉 Faculty/Department of Economicshet economisch leven • the economyeconomisch achteruit gaan • 〈 van bedrijf〉 go into financial decline; 〈 van land〉 go into economic decline -
20 teruggaan
2 [ontstaan zijn uit] go/date back (to)♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 in gedachten teruggaan naar (de plek van) zijn jeugd • go back to (the spot of) one's youthnaar huis teruggaan • go back homenaar zijn plaats teruggaan • go back to one's seatde boekdrukkunst gaat terug tot de 15e eeuw • printing dates back to the 15th century
Страницы
- 1
- 2